Ademhaling en circulatie studiewijzer 5.3 (5 atheneum) Antwoorden
Bloed en bloedsomloop G. Weefselvloeistofuitwisseling stoffen bloedplasma en weefselvloeistof
47. -
48. Weefselvocht bevat geen bloedeiwitten. De bloedeiwitten kunnen de haarvaten niet uit.
49. rode bloedcel uit 1, wandcel haarvat in 1 wandcel haarvat uit 1, spiercel in 1
In totaal dus minimaal 4 membranen.50. Alle opgeloste stoffen bijvoorbeeld zouten, glucose en aminozuren,maar vooral de bloedeiwitten, omdat die zelfs niet actief door de membranen kunnen.
51. zie 50
52. en 53.
Bloeddruk naar buiten --> dan osmotische druk naar binnen.
bloeddruk naar buiten 30 mmHg, osmotische druk naar binnen 15 mmHg --> verschil 15 mmHg
54 en 55.
bloeddruk naar buiten 2 mmHg - osmotische druk naar binnen 25 mmHg = - 23 mmHg bloeddruk naar buiten 1,9 kPa - osmotische druk naar binnen 2,7 = - 0,8 kPa
Osmotische druk naar buiten --> dan osmotische druk naar binnen.
56. Begin haarvat veel zuurstof, veel voedingsstoffen, weinig koolstofdioxide weinig ureum
Eind haarvat andersom. H. Lymfatisch systeem57. -
58. Weefselvocht wordt via lymfevaten teruggebracht naar het bloed. Er is dus eigenlijk geen verschil in samenstelling. Hooguit zitten er in lymfe wat meer witte bloedcellen uit de lymfeklieren.59. Lymfe stroomt via de lymfevaten in de bovenste holle ader.
60. Eigenlijk overal
61. Herkennen lichaamvreemde eiwitten en spelen rol bij afweer, maken bepaalde witte bloedcellen
62. Bij gebrek aan eiwit in het voedsel worden de bloedeiwitten afgebroken. De osmotische waarde van het bloed daalt en het vocht kan niet terug de haarvaten in >>> vochtophoping in de weefsels.
63. Rode kunnen niet door de wand van de haarvaten. Witten bloedcellen kunnen van vorm veranderen en door kleine openingen in de haarvaten de haarvaten uit. Bovendien worden er witte bloedcellen in de lymfeklieren gemaakt en aan de lymfevaten afgegeven.